Lezing 3 oktober 2022 door Pol Hakstege
Alle slides van de presentatie
Rivieren zijn de levensaders voor de mens en de natuur en modelleren het landschap. De Nederlandse delta is gevormd door sedimenten aangevoerd door de Rijn, Maas, Schelde en Eems en de Noordzee en is sterk aangepast door menselijk ingrijpen.
Vanaf de Vroege Middeleeuwen begon de mens met de ontginning van dit moerasgebied, waarvoor afwatering en bedijking nodig was, later volgde ook het afgraven van veen voor gebruik als brandstof. De onbedoelde effecten hiervan waren inklinking en afbraak van veen, waardoor de bodem steeds verder daalde. Hierdoor ontstond een laaggelegen rivierengebied met dijken in een slechte toestand, kwetsbaar voor overstromingen. Voor een betere verdeling van het water over de Rijntakken is het Pannerdens kanaal gegraven in 1707. Verder zijn vele dammen, sluizen, stuwen en pompgemalen aangelegd in onze rivieren voor de verdeling van het water.
Voor de bescherming tegen overstromingen en de bevordering van de scheepvaart en landbouw zijn de rivieren gereguleerd, d.w.z. aangepast door kanalisatie, bochtafsnijding, bedijking, oeverbestorting en de aanleg van stuwen. Deze regulering had ook negatieve effecten b.v. op de ecologie.
De rivieren vervullen ook een sleutelrol voor andere functies, zoals natuur, watervoorziening, stedelijke ontwikkeling en recreatie. Integraal waterbeheer is het credo, maar is ook gecompliceerd omdat de eisen voor de verschillende functies deels conflicterend kunnen zijn.
Sinds de jaren 70-80 is de waterkwaliteit van onze rivieren zowel chemisch als ecologisch sterk verbeterd door de aanpak van de bronnen van vervuiling en ecologische maatregelen, zoals vispassages en natuurvriendelijke oevers. De Europese Kaderrichtlijn water (KRW) is erop gericht om de waterkwaliteit verder te verbeteren, zodat de wateren uiterlijk in 2027 voldoen aan de gestelde eisen. In een deel van onze regionale wateren zijn er nog te hoge gehalten van o.a. stikstof en fosfor, gerelateerd aan onder meer de landbouw. Verder zijn er nieuwe verontreinigingen zoals PFAS, medicijnresten en aanvoer van verontreinigingen uit het buitenland. Voor de Rijkswateren lijken de doelen van de KRW wel haalbaar in 2027.
Door de toenemende verstedelijking in de 20e eeuw werden de rivieren meer ingesnoerd en was er steeds minder ruimte voor de rivierafvoer bij hoog water. In 1993 en 1995 ging het bijna mis langs de Rijn en de Maas en was er een grootscheepse evacuatie nodig. Naast de noodzaak om de dijken te verbeteren, ontstond toen het besef dat waar mogelijk de rivier meer ruimte moet worden geboden om het water veilig te kunnen afvoeren. Deze omslag in het waterbeheer leidde tot het programma Ruimte voor de Rivier voor de Rijntakken, terwijl voor de Maas de Maaswerken werden uitgevoerd.
Naast bodemdaling en verstedelijking doen de effecten van klimaatsverandering zich steeds meer voelen, zoals in de zomer van 2021 bleek bij de wateroverlast in Limburg. Dankzij de maatregelen uitgevoerd in het kader van de Maaswerken ging het langs de Maas nog maar net goed, maar extreem hoog water op de Geul leidde tot overstromingen bij Valkenburg. Dit was een wake-up call om het waterbeheer te blijven aanpassen aan de effecten van klimaatsverandering ook voor de kleine rivieren en beken.
Het gaat hierbij om meer extreme afvoeren van rivierwater door heviger en vaker optredende regenbuien, afgewisseld met perioden van droogte en lage afvoer, zoals deze zomer. Droogte leidt tot problemen voor het vervoer over water, de beschikbaarheid van oppervlaktewater voor de landbouw en natuur en schade door verzilting. Voor de afvoer van de Rijn is ook van belang de afname van gletsjers in de Alpen door opwarming van de aarde.
Voor het waterbeheer op de hoge zandgronden, zoals in Drenthe, is het beleid erop gericht om het water langer vast te houden in de bodem en het stelsel van beken zoveel mogelijk natuurlijk in te richten.
Door de toenemende verzilting en de vaker voorkomende perioden van droogte zijn maatregelen nodig om ook in de toekomst te kunnen beschikken over voldoende zoet water en scheepvaart mogelijk te maken bij lage afvoeren.
In het benedenrivieren gebied zijn ook de versnelde zeespiegelstijging en de meer frequent voorkomende en meer extreme stormvloeden van belang. De zeldzame combinatie van hoge rivierafvoeren met stormvloed op zee kan leiden tot nog hogere waterstanden. Het is essentieel om ook de ruimtelijke inrichting van ons land af te stemmen op deze wateropgaven.
Het werk aan onze delta is nooit afgelopen, en dient steeds de worden afgestemd op nieuwe inzichten. Vanaf 2010 wordt dit gecoördineerd in het Deltaprogramma met als doel de inrichting van Nederland, in 2050 en daarna, klimaatbestendig te maken met voldoende waterveiligheid en waterzekerheid.