FRAUDE IN BIOMEDISCHE RESEARCH

JanHasker G. Jonkman, Ph.D., F.C.P., F.R.Q.A., R.Ph.,
Professor em. Kwaliteitsmanagement van Geneesmiddelenonderzoek en -productie Rijksuniversiteit Groningen

De mensheid is zeer afhankelijk van de integriteit van degenen die wetenschappelijk onderzoek uitvoeren.
Deze maatschappelijke verantwoordelijkheid is vooral van toepassing op wetenschappers die biomedisch en farmaceutisch onderzoek uitvoeren.
Gelukkig komt ernstig wetenschappelijk wangedrag en fraude relatief weinig voor in de medische wetenschap, maar ieder incident is er één te veel.

We spreken van wetenschappelijk wangedrag als er zonder opzet sprake is van ernstige fouten (slecht, slordig werk). Wetenschappelijk wangedrag komt in 1 – 2 percent van de wetenschappelijke publicaties voor.

Bij fraude is echter sprake van opzet: de wetenschapper gebruikt uitvoerig zijn fantasie of wijzigt resultaten ten goede. Soms is er zelfs sprake van plagiaat. Fraude komt in 0.1 – 0.2 percent van de publicaties voor.

Uit enkele klassieke voorbeelden van fraude blijkt dat er bij de fraudeurs vaak sprake is van een psychische afwijking (persoonlijkheidsstoornis).
Er zijn diverse motieven voor dergelijke personen om fraude te plegen, zoals carrièredruk/competitie, tijdsdruk, extra geld verwerven, commerciële belangen (farmaceutische industrie).
De betreffende wetenschappers zijn vaak overambitieus, narcistisch, hebben en (te) groot ego en zijn verslaafd aan publieke aandacht (houden van show, willen beroemd zijn).

Belangrijk is, dat wetenschappelijk wangedrag/fraude wordt voorkomen dan wel tijdig wordt opgespoord. Daar zijn diverse partijen bij betrokken, zoals management van een research afdeling en de wetenschappelijke gemeenschap als zodanig (“zelfregulatie”).
Maar ook beroepsverenigingen, de redacteuren van wetenschappelijke tijdschriften, subsidieverstrekkers, de farmaceutische industrie en de overheid.

Al tientallen jaren bestaan er internationale richtlijnen (“codes”) voor ethisch verantwoord wetenschappelijk onderzoek en er verschijnen nog regelmatig nieuwe versies.

Een belangrijk aspect daarvan is de toepassing van kwaliteitsmanagement, bijvoorbeeld tijdens geneesmiddelenonderzoek.
Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is een zeer uitvoerige (inter-)nationale regelgeving/wetgeving ontstaan op het gebied van klinisch geneesmiddelenonderzoek (“Good Clinical Practice”) en onderzoek in laboratoria (“Good Laboratory Practice”).
Essentieel daarbij is een goede training van medische wetenschappers: zij moeten niet alleen goede medici zijn, maar juist ook kennis hebben van kwaliteitsmanagement van wetenschappelijk onderzoek en van “research ethiek”.

Tenslotte zal een aantal schokkende, recente (inter-)nationale voorbeelden gegeven worden van flagrante schendingen van research ethiek door (“tijdelijke”) wetenschappers.